Je hebt net met je groepje opdracht 1 afgerond. Tijd voor opdracht 2.
Wat heb je nodig?
-
Drie gekleurde A4 papieren
- Een envelop met jouw groepsnummer
- Stiften/pennen
- Lijm
Uitleg
Je hebt straks met je groepje een envelop gepakt met jouw groepsnummer erop. Je groepsnummer vind je terug bij het kopje 'inleiding' bij de groepsindeling.
Als je de envelop open maakt zie je drie foto's, één foto van een mens, één van een dier en één van een ding.
Bij ieder kaartje staat de vraag: "Kan je vrienden zijn met...". Aan jullie als groepje de taak om argumenten te gaan geven waarom je wel of geen vrienden kunt zijn met het mens/dier/ding op jouw kaartje.
Let op!
Als je gaat bespreken in je groepje let je op de volgende punten:
- Je laat elkaar uitpraten.
- Je laat je eigen mening horen.
- Je luister naar een ander zijn mening.
Wanneer je de kaartjes in je groepje hebt besproken, ga je de argumenten opschrijven. Je hebt per kaartje een A4 papiertje gepakt waarop je de argumenten voor en tegen op een rijtje zet en waarop de foto waarover de argumenten gaan wordt geplakt.
Hoe jullie dit gaan doen mogen jullie zelf weten, maar bekijk de beoordeling waaraan je werk moet voldoen!
Kijk voor de eisen van de 'kan ik vrienden zijn met' onder het kopje 'beoordeling'. Hier zie je waar je kaart aan moet voldoen.
Bij het kopje 'bronnen' zie je een uitleg van wat argumenten zijn.
Maak jouw eigen website met JouwWeb